Ik ging het anders doen

Ik ging mezelf meer openstellen, socialer worden, mensen aanspreken… Ik had het me al zo vaak voorgenomen. Toen ik naar het middelbaar ging, begon te voetballen, een workshop volgde, op uitwisseling vertrok, vrijwilligerswerk zocht, startte aan de universiteit en later aan de hogeschool, mij inschreef voor tekenlessen…

Het eerst middelbaar overleefde ik tot half november zonder vrienden. Ik had er heel bewust voor gekozen om als enige van mijn klas naar een nieuwe school te gaan. Om opnieuw te kunnen beginnen.
Nieuwe vrienden, een nieuwe wereld, het zag er in mijn hoofd toch net iets rooskleuriger uit.
Ik had nog niet geleerd vrienden te maken. Meestal kwam ik erbij, werd ik opgenomen in een groep en daar kwamen dan vrienden uit voort. Hier, in die grote, nieuwe school, stond ik er alleen voor. Er was geen groep, er waren enkel groepjes en ik was er letterlijk een muurbloempje. De eerste dagen heb ik veel op het toilet gezeten en rondjes over de speelplaats gelopen “ergens naar op zoek”. Dan viel het tenminste niet zo op dat ik alleen was, dat ik niet wist hoe je iemand aansprak en dan het gesprek nog gaande kon houden.
Het is wel goed gekomen hoor, daar in het middelbaar. Tegen de tijd dat de groepswerkjes begonnen en de eerste sportdagen en uitstappen georganiseerd werden, had ik wel een groepje waar ik bij kon horen en waar ik later enkele goede vrienden aan over heb gehouden.

Ik ging het dus anders doen toen ik naar het hoger ging. Met veel goede voornemens en een plan van aanpak. Niet dat ik er ondertussen al veel meer van wist, van vrienden maken.
Ik moest van mezelf naast iemand gaan zitten die alleen zat. Vragen naar naam, woonplaats, opleiding… Ik had vooraf uitgedokterd wanneer ik zou aankomen in de aula, niet te laat of te vroeg. Op het moment dat er al wat volk zat en er toch nog plaats was. Het moment dat het nog de moeite was om een gesprek aan te knopen en ik er zeker van kon zijn dat het niet te lang hoefde te duren.
Waar ik niet aan gedacht had, is dat je een aula langs achter binnenkomt en dus alleen maar ruggen ziet. En wat ik ook niet wist, is dat een introductiedag niet alleen voor mensen van mijn richting is, maar voor iedereen. Daar stond ik dan met een even eenzaam iemand van een richting waar ik het eerste semester geen les mee volgde.

En naar de les gaan is een ding, op kot gaan, en zijn, een ander. Er is ineens een massa tijd die je zelf moet opvullen, alleen, in een grote stad, op een kleine kamer.
Het was wel duidelijk dat deze keer het ‘anders doen’ niet zo goed lukte.
Ik heb vaak in mijn eentje door de stad gedwaald, veel avonden op mijn kot gezeten, ik ben soms gewoon tijdens de week naar huis gegaan om de volgende morgen vroeg terug te reizen…
Het heeft nog een hele tijd geduurd vooraleer ik echt deelnam aan het ‘kotleven’. Samen koken, samen studeren, samen de stad ontdekken.

Maar ook daar is het goed gekomen. Hoe verder in het jaar, hoe vaker de lessen enkel met mijn eigen richting waren en dat was een fijn ons-kent-ons allegaartje van mensen. Ik ben daar in de groep gerold en heb er vrienden gevonden.

Ik heb het al vaak anders willen doen en nu doe ik het toch maar op mijn manier.
Op plekken waar ik niemand ken, kom ik op een vooraf bepaald moment aan. Niet te vroeg, niet te laat, net op tijd om nog een gesprekje aan te kunnen knopen, maar met de veiligheid dat het ook weer snel over kan zijn. In de pauze is naar het toilet gaan een optie. Ik heb ook ontdekt dat infostandjes, prikborden… een fijne plaats zijn. Daar babbelen mensen met jou. Daar wordt de eerste stap in jouw richting gezet. En daar liggen gespreksonderwerpen voor het rapen.
Ik ben nog steeds een muurbloempje, maar wel eentje dat vlinders uitnodigt om eens langs te komen voor een praatje.

Sara

Laat een antwoord achter aan Anoniem Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.